Dit kun je spe-len met broer of zus.
IDEE 1: Ver-stop-per-tje bin-nen of bui-ten.
Dit heb je nodig:
Een bal of een an-der voor-werp.
Hoe klei-ner het voorwerp, hoe moei-lijker.
STAPPEN:
- Ie-mand ver-stopt de bal.
- De an-de-re mag niet kij-ken en gaat daar-na op zoek naar de bal.
- Je kunt de "zoe-ker" hel-pen door "koud" te zeggen als hij ver uit de buurt is en "warm/heet" te zeg-gen als hij/zij dichter-bij komt.
IDEE 2: Cre-a-tief schrij-ven met krijt of stif-ten. We ma-ken een "woorden-slang".
Dit heb je nodig:
STAPPEN:
- Je kunt dit al-leen of met meer kin-de-ren spe-len.
- Je kiest een the-ma: vb. alle woor-den moeten "die-ren" zijn, of "dingen", of "per-so-nen",...
- Je schrijft een woord op, het vol-gen-de woord moet be-gin-nen met de eind-letter van het vo-rige woord.
-Blijf in je the-ma vb. al-le-maal dieren,...
of
IDEE 3: Hinkel er op los! Za-lig, zo speel-den jul-lie oma en opa vroeger.
STAPPEN:
- Vraag mama of papa hoe het moet als je dit niet weet.
- Vraag ook waar je het spel kunt te-ken-en...
- Je kunt er een heel knap spel van ma-ken door het te ver-sie-ren.
AAN DE SLAG NU
Tot de volgende!